Prehistorisch museum in Solutré
In vorig deel beklommen we de Rots van Solutré.
Het museum aan de voet van de rots is zo sober mogelijk gehouden omdat het zich bevindt in een beschermd natuurgebied. Het belicht de prehistorische archeologie van de zuidelijke Mâconnais, de jacht in Solutré tijdens het laat paleolithicum en de betekenis van Solutréen binnen Europa. We zien er collecties van de vondsten van opgravingen, die op de prehistorische site uitgevoerd werden.
Vooraleer we het museum binnen gaan wil ik iets schrijven over die Prehistorie.
Met de 'prehistorie' wordt bedoeld, de geschiedenis van de wereld vanaf het allereerste begin tot de tijd waarin onze voorouders dingen begonnen op te schrijven. Het leven is in de warme wateren van de aarde ontstaan en heeft een opeenvolging van verschillende vormen doorgemaakt, van eencellige dieren via dinosauriërs tot de eerste zoogdieren. Deze werden gevolgd door mensachtige wezens, die werktuigen leerden gebruiken en met vuur leerden omgaan.
Precambrium en Cambrium
De eerste lange geologische periode, die we het Precambrium noemen, besloeg meer dan 4 miljard jaar. Gedurende die enorme tijdspanne zijn de oceanen, continenten en atmosfeer aanzienlijk veranderd. In het water verschenen eenvoudige, eencellige levensvormen.
Later ontstonden er complexere dieren tot er in het Cambrium een explosie van leven plaatsvond. Tegen het einde van deze periode, zo’n 500 miljoen jaar geleden, wemelden de ondiepe zeeën van de kwallen, sponzen en de eerste dieren met een hard omhulsel.
In de 250 miljoen jaren na de Cambrische periode onderging het leven op aarde ontzagwekkende veranderingen. Vissen en andere zeedieren ontwikkelden zich verder, maar de grootste verandering was dat levende wezens het land op gingen. De eerste amfibieën verschenen, gevolgd door op het land levende reptielen, die soms eigenschappen hadden die leken op die van zoogdieren die later zouden volgen.
Mesozoïcum
Het Mesozoïcum is verdeeld in 3 perioden: Trias, Jura en Krijt. De reptielen die we dinosauriërs noemen, verschenen tijdens de eerste van deze perioden, en gedurende ruwweg 165 miljoen jaar waren ze overheersend op het land. Aan het einde van de ‘Krijt’-periode waren ze bijna uitgestorven. De dinosauriërs waren een zeer gevarieerde groep van dieren. Sommigen waren reusachtig, anderen vrij klein. Sommige plantenetende dinosauriërs trokken rond in kuddes, terwijl de meeste vleeseters waarschijnlijk in hun eentje op jacht gingen.
Het Tertiair
De zoogdieren verschenen tijdens het 'Mesozoïcum' en zijn ontstaan uit de zoogdierachtige reptielen. Hun kleine formaat en vermogen om te graven hebben hen misschien geholpen om de gebeurtenissen te overleven die het uitsterven van de dinosauriërs teweeg hebben gebracht.
De zoogdieren gedijen goed in het 'Tertiair', dat vaak het tijdperk van de zoogdieren wordt genoemd. Roofdieren, knaagdieren, hoefdieren, olifanten en primaten verschenen en pasten zich goed aan de veranderende omstandigheden op de continenten aan.
Het Tertiair
De zoogdieren verschenen tijdens het 'Mesozoïcum' en zijn ontstaan uit de zoogdierachtige reptielen. Hun kleine formaat en vermogen om te graven hebben hen misschien geholpen om de gebeurtenissen te overleven die het uitsterven van de dinosauriërs teweeg hebben gebracht.
De zoogdieren gedijen goed in het 'Tertiair', dat vaak het tijdperk van de zoogdieren wordt genoemd. Roofdieren, knaagdieren, hoefdieren, olifanten en primaten verschenen en pasten zich goed aan de veranderende omstandigheden op de continenten aan.
Veel van deze vroege soorten zoogdieren stierven uit, en deze kennen we alleen van fossiele vondsten.
Oude Steentijd
De vroege mensachtigen
De eerste mensachtigen verschenen ergens tussen 10 en 5 miljoen jaar geleden. Ze deelden een gemeenschappelijke voorouder met de mensapen, maar hadden andere kenmerken. Mensachtigen stonden meer rechtop, liepen op twee benen en hadden een rondere schedel en uiteindelijk grotere hersenen. Doordat ze rechtop stonden, hadden ze hun handen vrij om voedsel vast te pakken en te dragen of zich te verdedigen. Bovendien konden ze zo verder kijken over de hoge grassen en struiken. Een groep van mensachtigen die we Australopithecus noemen (dat 'zuidelijke mensaap' betekent) verscheen ongeveer 4 miljoen jaar geleden in Afrika.
Bijna 2 miljoen jaar geleden gingen de mensachtigen vanuit Afrika op weg naar andere continenten. De verspreiding over de wereld werd niet bereikt door individuen die lange afstanden aflegden, maar door groepen die geleidelijk groter werden en op zoek naar voedsel verder trokken. De eerste migratie, een tocht van minstens 10.000 km, heeft misschien wel 100.000 jaar in beslag genomen.
De werktuigen en schuilplaatsen
Mensachtige maakten hun eerste werktuigen van steen en de oudste gevonden exemplaren zijn wel 2,5 miljoen jaar geleden gemaakt. Ze werden waarschijnlijk gebruikt om botten open te breken en het merg eruit te halen, en ook om het vlees van dood gevonden dieren te snijden. Geavanceerde vuistbijlen en bijlbladen waren handig voor latere jagers. Snij- en schraapwerktuigen dienden misschien ook om hout te bewerken en de eerste hutten te bouwen.
Neanderthalers en Homo sapiens
De Neanderthalers (of Homo neanderthalensis ) verschenen in Europa lang voor de komst van de moderne mens (Homo sapiens, wat ‘wijs mens’ betekent). De twee soorten waren nauw verwant, hoewel Neanderthalers korter en gedrongener waren – goed aangepast aan het harde leven in een ijstijd. Homo sapiens nam in aantal toe en Homo nenaderthalensis stierf uit.
Homo neanderthalensis
Homo sapiens
Jagers en verzamelaars
Prehistorische mensen leefden als jagers en verzamelaars. De eerste mensachtigen aten voornamelijk plantaardig voedsel en vlees als ze toevallig een dood dier vonden. Later gingen ze werktuigen maken en samenwerken om beter te kunnen jagen. Binnen elke groep waren de mannen de jagers, de vrouwen verzamelden plantaardig voedsel.
Tijdens het laatste deel van het Paleolithicum (oude steentijd) werd de gereedschapskist van de jager-verzamelaar geavanceerder, doordat ze veel tijd besteedden aan het vervaardigen van steeds betere stenen bladen en punten. Hiermee konden ze been en hout snijden om zowel grote, samengestelde werktuigen als klein, fijne naalden te maken.
Tijdens deze 25 000 jaren, hetzij de gehele duur van dit Paleolithicum, volgen vier beschavingen elkaar op: de Aurignaciaanse, de Gravetiaanse, de Solutraanse en de Magdaleniaanse. Zij zijn allemaal tegenwoordig in het museum van Solutré.
Hoe werd de prehistorische afzetting van Solutré ontdekt?
De wijnboeren van de sector waren reeds lang geïntrigeerd door de talrijke beenderen van paarden – soms ineengedoken, opeengehoopt – aan het licht gebracht door hun ploegen. Ze hadden trouwens aan de zo gezegde plaats de veelzeggende naam gegeven Crot du Charnier.
jacht op paarden 'Crot du Chanier'
beenderen van de paardenskeletten 'Crot du Chanier'
In 1866 begonnen een jonge historicus Adrien Arcelien en Henri Testot-Ferry (één van zijn geologische vrienden) aan de eerste opgravingen. Drie later werd de naam van het dorp beroemd , na verkozen te zijn geweest om één van de grootste tijdperken van de leeftijd van het rendier tijdens het latere Paleolithicum aan te duiden: de Solutraan.
Zo zien we in het museum :
- Aurignacien : ca. 40.000 – 28.000 jaar geleden, genoemd naar Aurignac, een plek die in 1860 is ontdekt. De Aurignaciaanse periode is niet de minst bekende. Dankzij de fossielpollen weet men intussen dat de beschaving een koud en vochtig klimaat kende en dat het paars in Solutré een geprivilegeerde wild was. In deze tijd werden geavanceerde werktuigen en de eerste benen speerpunten gebruikt, naast andere stenen werktuigen.
- Solutréen : ca. 22.000 – 18.000 jaar geleden, genoemd naar Solutré, een in 1867 ontdekte plaats waar op paarden werd gejaagd. De Solutraanse beschaving stemt overeen met een nogal frisse klimaatschommeling met dicht bebladerde bomen zoals de ls en de berk, maar ook met sparren zoals de grove den. Het is tijdens deze periode dat de mensen hun beroemde 'laurierbladeren' gaan scherpen ter vervanging – gedurende enkele duizenden jaren – van hun gravettespitsen met kort lemmet en de werpspiezen in bot gewoonlijk gebruikt door de jagers. Men vindt ze in overvloed terug in Solutré,maar zij zijn dikwijls gebroken tijdens hun vervaardiging of hun gebruik. Meer of minder groot, dienen zij als pijlpunt, werpspies of lans.
- Gravettien : ca. 28.000 -22.000 jaar geleden, genoemd naar de grot la Gravette. Het landschap was gekenmerkt door steppes, het klimaat was ruw. In de opeenhoping van botten vindt men talrijke lamellen van vuursteen (of messen) die ter plaatse gescherpt werden volgens de noden om de paarden in stukken te hakken en het vlees te versnijden. Het karakteristieke gereedschap van dit tijdperk was de punt van de gravette, fijn en spits vervaardigd, vastgemaakt aan de jachtsperen
- Magdalénien : ca. 18.000 – 10.000 jaar gemeden, genoemd naar La Madeleine, een in 1863 ontdekte vindplaats. In deze tijd stijgt het gebruik van kleine afgesplinterde stenen en harpoenpunten met weerhaken gemaakt van been en gewei. Pijlen en bogen worden algemeen.
In Solutré bijvoorbeeld, is het genaamde Laurierblad om reden van zijn analogie naar de vorm van het blad van deze struik kenmerkend voor een tijdvak van het latere Paleolithicum: de Solutraanse periode.
Dit was maar een heel beknopt overzicht op de tijdslijn van de Prehistorie.
Er is nog zoveel meer te vertellen over de religie en rituelen, het begraven van de doden, de Prehistorische kunst en monumenten die ze bouwden (denk aan Stonehenge, de beelden op Paseiland, de stenen van Carnac … en zoveel meer)
Maar hier hebben we vaak het raden naar … we gaan een kijkje nemen in het Prehistorisch museum in Solutré.
Meer foto's uit het museum plaats ik in volgend deel
De geschiedenis-gegevens komen uit een folder van het museum + uit het boek "Geschiedenis van de wereld - Préhistorie en Mesopotamië" - uitgave ‘Het Laatste Nieuws Bibliotheek’
Maak jouw eigen website met JouwWeb