Historisch overzicht van Fort la Latte

La Roche Goyon of Fort La Latte

In vorig artikel beschreef ik ons bezoek aan Fort la Latte. Hoe is het 'nu' om daar te wandelen, wat is er te zien en te beleven.

In dit deel gaat het over de geschiedenis. Deze bekende toeristische attractie werd gebouwd op een smalle rotsachtige landtong in de eerste helft van de 14e eeuw.
Rond 1500 werd het bijna met de grond gelijk gemaakt. Nadien werd het weer in de oorspronkelijke stijl opgebouwd, en bleef zo bestaan tot de 17e eeuw.

Maar dit is TE kort verteld!

Volgens de legende zou het eerste slot op deze rots door een Goyon zijn gebouwd tijdens het bewind van de Hertog van Bretagne Alain à la Barbe Tort, in 937.

Met de bouw van het huidige slot werd in de 13de eeuw begonnen door de heren van Goyon; sinds 1209 heette deze familie, door een huwelijk met de erfgename van de Matignons, Goyon (of Gouyon) de Matignon. Het slot werd allereerst La Roche-Goyon genaamd.

 

De slottoren en het bewoonbare gedeelte dat in zijn huidige staat drie torens bevat, werden in de eerste helft van de 14de eeuw voltooid.  Het slot werd vervolgens in rijke mate uitgerust door Bertrand II Goyon en zijn broer Maarschalk Etienne IV Goyon als beloning voor hun diensten jegens de Hertog van Bretagne Jean IV die zij in 1379 vanuit Engeland terug hadden gebracht naar Bretagne.

Datzelfde jaar, tijdens de poging van Karel de Vijfde om Bretagne te veroveren, werd La Roche Goyon door Betrand Du Guesclin belegerd. Op 23 augustus maakte deze zich meester van het slot na een naar zijn woorden 'zeer moeilijke' aanval. Vanaf die tijd hebben de heuvels die zich vóór de ophaalbrug uitspreiden er de naam 'Champ de Bataille' (slagveld) aan, over gehouden.  Het slot werd door het Verdrag van Guérande in 1380 aan Bertrand II Goyon terug gegeven.

Na 1421 werden, als gevolg van hun vereniging met het geslacht der Torigny’s, de Goyon-Matignons belangrijke leden van het Franse Hof en woonden zij niet meer in Bretagne. Het bevel over het slot werd toen door een jongere broer van de familie gevoerd die als gouverneur optrad. De wacht werd gehouden door de plaatselijke leenplichtige edellieden, terwijl de bewoners van de parochies onder hun beheer (Plévenon, Saint-Germain, Saint-Cast, Pléboulle, Saint-Potan, Ruca, Henansal, Saint-Alban en Languenan) zorgden voor de uitkijk uit vrees voor binnendringende vijanden. Al in die tijd werd in de zogenaamde Sint-Michielskapel regelmatig de mis gelezen door de monniken van de Abdij van Saint-Aubin-des-Bois waarvan de Gouyon Matignons weldoeners waren.

Ten tijde van de vereniging (in 1532) van Bretagne met Frankrijk werd in 1490 het slot door de Engelse Admiraal Willoughby belegerd die van Hendrik de Zevende opdracht had gekregen enkele landingen op de kust te ondernemen. Hij slaagde er niet in zich meester te maken van het slot.

In de 16de eeuw, gedurende de onlusten van de Ligue, beschikte Maarschalk de Matignon (Jacques II Goyon), een trouwe aanhanger van Hendrik de Vierde, hier veertig jaar lang over een bekwame en plichtsgetrouwe gouverneur, René Léau de la Roche genaamd. Nadat de Hertog van Mercoeur  Saint-Malo had veroverd,  gaf hij in 1597 een van zijn luitenants, Saint-Laurent genaamd, opdracht om met een leger van 2000 Spanjaarden en buitenlanders het slot te bemachtigen. Het Fort wist een heldhaftige weerstand te bieden; de twee voorste gedeelten werden veroverd en in brand gestoken en alleen de slottoren bleef staan. Na deze rampzalige belegering diende het slot, hoewel gedeeltelijk vervallen, gedurende de troebele jaren als woning voor de bewoners van het dorp La latte. Zij hadden in het slot kleine huisjes gebouwd en namen daar toevlucht in geval van dreiging. In die tijd droeg het slot de naam van Château de la Latte.

Onder Lodewijk de Veertiende, toen de kustverdediging van het land werd gereorganiseerd, trok deze strategische positie de aandacht van Vauban en van zijn medewerker de Sieur de Garengeau die in 1689 op de waarde van dit slot wees voor de bescherming van Saint-Malo. Bij het uit- of binnenvaren van deze haven moest het voor de schepen mogelijk zijn om ’s nachts onder de bescherming van het geschut van de vesting voor anker te gaan. Lodewijk de Veertiende besloot het Fort la Latte te restaureren, liet het opnieuw bewapenen en een lager gelegen artillerie-eenhied bouwen die in 1690 en 1691 werd voltooid, en voorts herstelwerkzaamheden verrichten aan de kapel. Vanaf dit moment nam de koning het beheer van de vesting voor zijn rekening maar de nominale suzereiniteit bleef bij de Goyon-Matignons.

De wacht van de vesting werd door de schutters van de parochie verzorgd, onder het bevel van ene kapitein van de kust-wacht, benoemd door de koning. in tijd van oorlog gingen dagelijks twintig man naar la Latte die om de 24 uur werden afgelost. Verschillende malen werd het Fort door vrijbuiters beschadigd. Het Fort speelde een rol in de slag van Saint-Cast.

In 1715 ontving het Fort la Latte hoog bezoek van James Stuart, zoon van James II, prinspretendent van de kroon van Engeland, in Frankrijk bekend onder de naam van Chevalier de Saint-Georges. Hij was voornemens naar Engeland te varen om zijn troon te heroveren en had zijn vloot opdracht  gegeven om hem bij de Cap Fréhel op te wachten; hij moest echter vanwege het ongunstige seizoen met zijn aanhangers zes dagen in het slot blijven waarna het voor hem onmogelijk werd om uit te varen.

De huidige kapel werd in 1719 voor de garnizoen gebouwd.

Tijdens de Franse revolutie werden meerde malen Engelse spionnen in het Fort la Latte gevangen gehouden.

De oven waarin kanonskogels werden gemaakt werd in 1795 gebouwd om de kustwacht te hulp te komen. De kronen van beide torens aan elke zijde van de ingang zijn in 1805 ingestort.

Het Fort la Latte werd tijdens de ‘cent-jours’ (het bewind van Napoleon tot aan de slag van Waterloo) door sluwheid veroverd dooreen kleine eenheid van jonge soldaten uit Saint-Malo onder het bevel van Heurtel, maar het werd bijna onmiddellijk teruggewonnen door Generaal Fabre met behulp van een bataljon mariniers. Dit was de laatste krijgsgebeurtenis van zijn geschiedenis.

Het fort werd in 1890 door het Ministerie van Oorlog van de militaire gebouwenlijst afgevoerd en vervolgens tot historisch monument verklaard. Het is achtereenvolgens eigendom geweest van de Hertog van Feltre, van de Heer de la Ville le Roulx en van Professor Joüon des Longrais. het fort werd door deze laatste tussen 1930 en 1939 gerestaureerd toen het door de Duitsers en een eenheid Wit-Russen werd bezet die het plunderden en ernstige schade veroorzaakten. Na de oorlog is de restauratie, onder leiding van Hoofd-Architect Sonnier, hervat met het herstel van de vloeren van de slottoren, de waterdichtheid van het terras en het steeds weer voegen van de wallen, hetgeen nog altijd doorgaat. in de kapel wordt weer de mis gelezen.

In 1957 namen cineasten uit Hollywood het fort in tijdelijk bezit om de wereldberoemde film The Vikings te draaien.

Sinds kort is een kazemat dankzij uitgravingswerkzaamheden vóór het Fort weer tot zijn recht gekomen. Thans rust de toekomst van La Roche geheel in de handen van een nieuwe generatie; moge zij het begonnen werk blijvend voortzetten

Wij kregen bij onze rondleiding een blad met deze uitleg. Ik vond het de moeite waard om het over te nemen .