Kasteel van Chenonceau
De Loire vallei, een prachtige streek vol geschiedenis en mooie kastelen.
Na de kennismaking met Loches (vorig deel) gaan we die mooie kastelen aan de Loire opzoeken. Ons eerste bezoek gaat naar het 'kasteel van Chenonceau'.
Het romantisch waterslot aan de 'Cher', een zijrivier van de Loire, dateert van 1432. Het kreeg de bijnaam 'Château des Dames' omdat het steeds dames waren die eigenares en bewoners waren.
De geschiedenis van Chenonceau is een ware roman met als hoofdpersonage één der mooiste vrouwen aller tijden : 'Diane de Poitiers.'
Alle bevalligheid van de Renaissance is in het kasteel, over de Cher, verenigd. De feeërieke en elegante brug in witte steen en in vijf bogen doet de naam “Kasteel van de Dames” alle eer aan. Hoewel het kasteel van Chenonceau minder historisch is dan dat van Blois, veel discreter dan dat van Chambord en minder indrukwekkend dan de kastelen van Angers en Chinon, is Chenonceau het bekoorlijkste kasteel in de Loire-streek. Het “Chateau des Dames” maakt op alle bezoekers een indruk.
Geschiedenis van een ‘dameskasteel’
- “Catherine Briçonnet, de bouwmeesteres”
In 1512 kocht 'Thomas Bohier', schatbewaarder onder Frans I, het domein. Hij liet onmiddellijk de oude gebouwen, behalve de donjon, met de grond gelijkmaken. Opgeslorpt door zijn werk en omdat hij vaak de troepen naar Milaan en omstreken moest achterna reizen, kon hij zelf niet de bouwwerkzaamheden voor zijn nieuwe verblijf leiden. Zijn vrouw 'Cathérine Briçonnet' nam de taak op zich. In 1521 werd het kasteel voltooid, maar Bohier en zijn vrouw konden er nauwelijks van genieten, aangezien zij in respectievelijk 1524 en 1526 overleden.
Alleen de vestingtoren , de Tour des Marques, bleef overeind en werd naar de smaak van de renaissance gewijzigd. Wanneer we dichter bij het kasteel komen, zien we de monumentale toegangsdeur. Op de poort staan de initialen TBK, van Thomas Bohier en Katharina. De deur is getooid met, links het wapen van Thomas Bohier en rechts met het wapen van zijn echtgenote Catherine Briçonnet.
- “Diane Poitiers, de onvergankelijke schone”
Toen Hendrik II in 1547 de troon besteeg, gaf hij Chenonceau aan 'Diane de Poitiers' als geschenk. Als weduwe van Louis de Brézé, voor wie zij in de kathedraal van Rouen een schitterende graftombe had laten oprichten, ging Diane altijd gekleed in zwart en wit. Haar invloed op Hendrik II was dermate groot dat zij een voorkeursbehandeling genoot, tot schade van de koningin, die naar de achtergrond werd verdrongen en vernederd.
Diane, was nochtans 19 jaar ouder dan Hendrik II, maar ze bleef tot op gevorderde leeftijd zeer aantrekkelijk. Zij was bedreven in het beheer van onroerende goederen en wilde haar bezit laten renderen. Ze had belangstelling voor het werk van landbouwers, de verkoop van wijn, belastinginkomsten, kortom alles wat geld kon opbrengen. Diane had ook een uitstekende smaak ; zij ontwierp het bouwplan voor een brug die het kasteel moest verbinden met de kasteeltuin op de andere oever van de Cher.
Toen Hendrik II in 1559 bij een toernooi omkwam, werd alles anders.
Als geduldige en schijnheilige koningin had 'Catherina de Medici' de maitresse van haar man, aanvaard maar nu zon ze op wraak. Ze wist hoezeer Diane aan Chenonceau gehecht was en dwong haar het kasteel af te staan in ruil voor Chaumont. De voormalige favoriete trok zich terug in het Chateau d’Anet, waar zij 7jaar later overleed.
- "Catharina de ‘medici, de praalzieke"
Behalve gevoel voor kunst had ze ook een voorliefde voor pracht en praal en in Chenonceau kon ze beide naar hartenlust botvieren. De brug over de Cher werd gebouwd met een galerij met twee verdiepingen en enkele grote bijgebouwen werden opgetrokken. Er werden grote feesten gegeven in het kasteel bv : de ontvangst van Frans II en Maria Stuart van Schotland en de intocht van Karel X.
Alles kon : uitgebreide maaltijden, dansen, gemaskerde bals, vuurwerk en tot zelfs een zeeslag op de Cher toe.
- "Louise van Lotharingen, de ontroostbare"
Catharina liet het kasteel na aan haar schoondochter 'Louise van Lotharingen', de echtgenote van Hendrik III. Na de moord op de koning, trok Louise zich in het kasteel terug en nam, overeenkomstig het koninklijke rouwceremonieel, de witte rouw aan. Dat deed ze tot aan haar dood, elf jaar later en werd daarom ook wel de ‘Witte koningin’ genoemd. Ze bracht haar tijd vaak bidden door in haar kamer, die in zwart en wit was ingericht.
Na Louise ging Chenonceau over aan haar nicht Françoise van Lotharingen. Zij was gehuwd met César van Vendôme, zoon van Hendrik IV en Gabrille d’Estrées.
- "Madam Dupin, de vriendin der letterkunde en van Jean-Jaques Rousseau"
In 1733 werd Dupin eigenaar van het kasteel. Zijn vrouw had hier een salon waar tal van beroemdheden uit die tijd kwamen. Jean-Jaques Rousseau was de huisleraar van de zoon van Madame Dupin. Voor hem stelde hij ‘Emile’ samen, zijn beroemde verhandeling over opvoeding. In zijn ‘Confessions’ schreef de filosoof met veel warmte over deze gelukkige tijd, waarin het ‘bijzonder goed toeven was op deze mooie plek, waar uitstekende maaltijden werden geserveerd, wat maakte dat ik er zo dikbulkig als een monnik vandaan kwam’.
Madam Dupin sleet haar oude dag in Chenonceau en was zeer geliefd bij de dorpelingen die ervoor zorgden dat het kasteel ongeschonden door de Franse Revolutie kwam. Madame Pelouze liet het kasteel in 1863 volledig restaureren.
Het kasteel
We wandelen door een lange laan vooraleer we iets van het kasteel kunnen zien.
Daar prijkt het kasteel, maar tot onze spijt zal foto's nemen van de buitenkant niet veel moois opleveren. Er zijn herstellingswerken bezig.
Het is wel wat jammer voor de foto’s – er zijn herstellingswerken bezig. We nemen een kijkje bij de toren, de vroegere donjon en gaan binnen.
Benedenverdieping
We komen eerst in de zaal van de wachters : hier bevonden zich de krijgslieden die belast waren met de bescherming van de koning. Aan de muren hangen wandtapijten uit het Vlaanderen van de 16de eeuw. Ze stellen taferelen uit het kasteelleven voor: een huwelijksaanzoek , een jachtpartij ..
In de kapel vallen de glas-in-loodramen op. Deze zijn uit de 20ste eeuw – de originele zijn verwoest door de bombardementen van 1944.
We staan iets langer stil in de slaapkamer van de meest geliefde maitresse van koning Hendrik II, 'Diane de Poitiers'. Het blauwe hemelbed is in Renaissance stijl en twee enorme wandtapijten uit de 16de eeuw bekleden de muren.
De schouw van Jean Goujon (een Frans beeldhouwer) is bewaard gebleven.
In het 'Groene Cabinet' (werkcabine van Catharina de ‘Medici) hangen bijzonder Brussels wandtapijt (16de eeuw). Het is een bijzonder tapijt vanwege de groene, inmiddels blauw geworden kleur en vanwege het thema dat geïnspireerd is op de ontdekking van Amerika. Er zijn zilverkleurige fazanten uit Peru, ananassen, orchideeën, granaatappels : dieren en gewassen die tot 1492 in Europa onbekend waren.
We gaan door de volgende kamer (de bibliotheek) en wandelen verder door de lange 'galerij' (op de brug over de ‘Cher’).
De galerij is 60 meter lang en 6 meter breed.
Met zijn turfkrijtsteen en leisteen betegelde vloer en balkenplafond was het een prachtige balzaal. Dit alles wordt verlicht door 18 vensters.
In de 18de eeuw werd de galerij getooid met medaillons van beroemde personages uit de geschiedenis.
En aan de uiteinden zien we twee zeer mooie schouwen in renaissancestijl.
In de slaapkamer van 'Frans I' staat een heel mooi Italiaans kastje uit de 16de eeuw. Het is uitzonderlijk vanwege een met veer gegraveerde paarlemoeren en ivoren inlegwerk. Het was een huwelijkscadeau voor Frans II en Maria Stuart.
Aan de muur hangt het portret van Diane de Poitiers, als ‘Diane, godin van de jacht’. Op de schouw in het salon van 'Lodewijk XIV' herinneren de salamander en de hermelijn aan Frans I en koningin Claude van Frankrijk.
Boven het kleine tafeltje hangt een schilderij van Rubens – het Kindje Jesus en Johannes de Doper. Verder zien we een portret van koning Lodewijk XIV
Vanuit de vestibule (met spitsboogggewelven) geeft een eikenhouten deur toegang tot de trap naar de eerste verdieping.
De 'keukens' zijn ingericht in twee holle brugpijlers, die in de rivierbedding van de Cher verankerd zijn.
De bijkeuken is een zaal met lage zoldering – de schouw is de grootste van het kasteel. Ernaast bevindt zich de broodoven.
Daarnaast is de eetzaal voor het personeel, de slagerij waar we de haken nog kunnen zien waaraan het wild werd opgehangen en de slagersblokken waarop het aan stukken werd gesneden.
Er is de provisiekamer waar de levensmiddelen bewaard werden en een ‘brug’ naar de keuken zelf.
We wandelen verder door de vestibule van 'Katherine Briçonnet'. Hier tooien 6 wandtapijten uit het Belgische Oudenaarde de muren.
Ze zijn uit de 17de eeuw en stellen jachttaferelen voor.
En we komen in de slaapkamer van 'de vijf koninginnen'.
Deze kamer is zo genoemd naar de twee dochters en drie schoondochters van Catharina de Medici. Op het vakplafond pronken de wapenschilden van de vijf koninginnen. De muren zijn behangen met Vlaamse wandtapijten en er staat een groot hemelbed.
In de slaapkamer van 'Catharina de Medici' staat mooi bewerkt meubilair uit de 16de eeuw en er hangen Vlaamse wandtapijten, die het leven van Samson voorstellen.
Nu stappen we door het prentencabinet – met een verzameling tekeningen en gravures van Chenonceau, naar de slaapkamer van César de Vendôme
De schouw werd in de 19de eeuw verguld en beschilderd met het wapen van Thomas Bohier.
Bij het hemelbed, in de slaapkamer van 'Gabrielle d’Estrées', hangt eveneens een groot Vlaams wandtapijt. Maar ook de andere muren zijn behangen met een zeldzame serie wandtapijten.
We gaan door de vestibule van de tweede etage en bezoeken als laatst de slaapkamer van Louise van Lotharingen
Tijd voor wat buitenlucht! De tuin van Diane de Poitiers is een perfect voorbeeld van een renaissancetuin. De grond werd verhoogd en er werd een terras aangelegd buiten het overstromingsgebied van de ‘Cher’. In het midden siert een fontein, die met een waterstraal van 6 m hoogte wat verfrissing brengt.
We wandelen tussen de heesters, taxussen, kardinaalsmuts, buxussen en Viburnum in de symmetrisch aangelegde perken. ‘s zomers bloeien er wel meer dan 100 exemplaren stamhibiscus.
In de tuin van Catharina de Medici zijn 5 gelijke grasperken met lavendel en rozenstruiken die verzameld staan rond een wasbekken. De buksbomen verlenen een symmetrisch karakter aan deze tuin van 5.500m². Twee keer per jaar staan hier ongeveer 10.000 planten in bloei.
Ook de moestuin staat open voor het publiek en bestaat uit 12m² stukken grond die omzoomd zijn door appelbomen en stokrozen. Er zijn vele groentesoorten maar ook aparte, bloeiende planten zoals tuberozen en Afrikaanse lelies.
Als er tijd over blijft kan je ook een bezoek brengen aan de boerderij, de doolhof , het bâtiment des domes, de orangerie en theesalon.
Wij krijgen er honger van en na een laatste blik op de slotgrachten , de tuinen en het kasteel rijden we verder op zoek naar een plaatsje voor de picknick.
In volgend deel bezoeken we nog een kasteel
Maak jouw eigen website met JouwWeb